dinsdag 28 april 2020

Zo'n honger


Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar eerlijk gezegd krijg ik nogal honger van deze intelligente lockdown. Ik ben natuurlijk best intelligent genoeg om de maatregelen te snappen, maar die emoties hè, die willen niet zo mee. Het afstand houden, het vele thuiszitten, de schaarse ontmoetingen, ik vind het helemaal niks. Op social media zag ik al meerdere grappen langskomen over coronakilo’s, maar ik krijg mijn broek gelukkig nog prima dicht. Bij mij is het namelijk niet zo dat ik extra veel zin heb om te snoepen of te  snacken. Nee, ik heb een ander soort honger. Ik heb verschrikkelijke last van huidhonger.
De Amerikaanse psychologe Virginia Satir zei eens: ‘We hebben vier knuffels per dag nodig om te overleven, acht om te blijven zoals we zijn, en twaalf om te groeien.’Knuffels zijn van levensbelang, dat is te onderbouwen met heel intelligente onderzoeken, maar daar hoor ik de politici dan weer niet over. Maanden zonder aanraking is niet gevaarlijk, nee, corona is onze vijand en ieder individu is een mogelijke besmettingsbron, dus afstand houden is dé oplossing. We lopen met een boog om elkaar heen, zwaaien van achter ons schermpje, roepen van een afstand een groet, maar we mogen elkaar absoluut niet aanraken. Als je te dicht bij elkaar staat, krijg je al een bekeuring aan je broek. Hoeveel zal het wel niet kosten, als je iemand zomaar omhelst? En als oom agent niet in de buurt is, krijg je ongetwijfeld de wind van voren van een brave buurman, want de sociale controle schijnt groter dan ooit.
Gelukkig heb ik een gezin en hoeven we hier thuis geen afstand te houden. (Al zou dat voor sommige gezinsleden ook echt voordelen hebben…) Ik ben dus niet eens volledig knuffelloos, maar ik zal het eerlijk bekennen: ik heb laatst een grote zonde begaan. Ik ontmoette iemand met dezelfde huidhonger als ik. Ze stelde voor om de regels even los te laten en elkaar toch even vast te houden. Ik kon de verleiding niet weerstaan, dus we gaven elkaar een lange, dikke hug. Och, wat was dat fijn! We leefden er allebei van op. Alleen zit ik sindsdien met een prangende vraag. Viel dit nu onder het nemen van onnodig risico of was het een gevalletje van nood breekt wet?  Ik ben er nog niet helemaal uit. Wat vind jij?

maandag 20 april 2020

De luxe van uitstel


Soms is het heerlijk om vervelende karweitjes nog lekker even voor je uit te schuiven. Het is misschien niet altijd verstandig, maar moet je dat altijd zijn? Door de virusmaatregelen gaat dat uitstellen trouwens helemaal vanzelf. Veel dingen liggen stil in deze periode en er is weinig aan te doen. Zo hoef ik dus voorlopig nog geen handspalk te laten aanmeten. Ook hoef ik  geen nieuwe schoen in te lopen. En wat helemaal fijn is: ik hoef nog geen nieuwe prothesekoker te laten maken. Het voelt bijna als een luxe.
Vorige week was een nagel losgebroken van het scharnier van mijn prothese, dus ik belde voor een afspraak om hem te laten repareren. Ze moet eerst even overleggen of ik wel langs mag komen. Is het goed als ze straks terugbelt? Ik kan er nog mee lopen, heb ik tenslotte gezegd, en dan weet ze niet of het wel spoed is. Ik loop nu wat minder stabiel, maar ik loop nog wel en eigenlijk helpen ze alleen mensen die echt niet verder kunnen zonder hun directe hulp. Hoelang moet ik dan zo door? Moet ik gewoon wachten tot hij het echt helemaal begeeft? Dan strand ik dus binnenkort ergens onderweg. Lekker dan.
Gelukkig hoeft het zover niet te komen en word ik de volgende dag al geholpen. Het scharnier wordt weer stevig vastgenageld: dat loopt een stuk beter. Er blijkt ook een slijtagegaatje in mijn koker te zitten, maar dat kan niet worden gerepareerd. De koker is versleten, maar een nieuwe mag nu niet worden aangemeten. Waarschijnlijk redt hij het nog wel even tot de maatregelen opgeheven zijn. En hopelijk duurt het niet te lang, want dan is het de vraag of het bedrijf het nog wel redt.
Hoe moet dat straks toch worden ingehaald? Al dat achterstallige onderhoud van protheses en orthopedische schoenen, maar ook van haren, tanden, spieren en complete lijven? We zullen in de rij moeten staan, wachttijden zullen onvermijdelijk zijn. Dus als we dan weer mogen, ren ik  onmiddellijk naar de telefoon (als mijn prothese dat nog aankan tenminste). Niks geen uitstel meer voor mij. Graag zeer binnenkort een afspraak voor een solide koker, een nette schoen, een stevige handspalk, een gevulde kies en een hippe coupe. Het gaat weer druk worden. Nu nog even flink genieten van het verplichte uitstel dan maar. Wat een luxe!

dinsdag 14 april 2020

Kerkje spelen


‘Ik ben het kerkje spelen zo zat! Elke week weer liedjes zingen, elke week weer een preek. Altijd maar weer hetzelfde, het raakt ons nauwelijks nog.’ Na een zondagse dienst waarin ik mocht preken (het lag niet aan mij, benadrukte hij nog snel), praatte ik nog even na met één van de leiders van deze kleine gemeente. Tjonge, wat was hij gefrustreerd! Hij wilde verandering, maar hoe? Hij wilde uit de sleur, maar hoe? Hij wilde meer van betekenis zijn als kerk, maar hoe? Op deze manier had hij er geen zin meer in, daar was hij duidelijk over.
Voor sommigen is het misschien wel een voordeel dat kerken door het corona-virus niet bij elkaar kunnen komen. Kerkgang is ineens geen vanzelfsprekende zondagse activiteit meer. Gemeente-zijn gaat niet meer automatisch. Als er al sprake was van sleur, is die in één klap doorbroken. Verandering verplicht voor alle kerken. Er moet nagedacht worden over andere vormen van verbondenheid, van ontmoeting, van bemoediging en van het delen van het geestelijke leven.
We hebben nog best mazzel in Nederland. We hebben hier geen totale lockdown en als we 1,5 meter afstand in acht nemen, mogen we tenminste de straat nog op. Dat biedt mogelijkheden. Online diensten kunnen prachtig zijn, maar missen toch de echte ontmoeting met elkaar. Preken in overvloed, liederen te kust en te keur, maar wat verlangen we naar samenzijn.
Daarom zoeken wij hier steeds naar alternatieve vormen die toch passen binnen de maatregelen van de overheid. Zo zochten we een echtpaar uit de gemeente op om in de tuin samen het Woord te lezen. We houden kleine gebedsbijeenkomsten waarbij we in de hoeken van de kamer zitten. We zingen met een groepje op zondagen bij verzorgingshuizen. Er zit ruimte tussen de zangers en tussen ons en de ramen van de ouderen, maar we prijzen samen onze God en zien elkaar. We vulden kleine potjes met beetje wijn en zakjes met een halve matze en brachten die rond aan alle gemeenteleden. Zo konden we ieder op ons eigen plek toch in verbondenheid het avondmaal vieren. En natuurlijk zijn de persoonlijke kaartjes, mails, appjes en filmpjes van diverse mensen vaak ook erg bemoedigend.
Hoe mooi is het om te zien dat op vele plekken nieuwe creatieve vormen gevonden worden om als christenen met elkaar op te trekken, om van betekenis te zijn voor elkaar en de wereld ons heen. Wanneer het leven misschien over een poosje weer gewoon wordt, laten we dan niet terugzakken in een sleur, maar laat de creativiteit blijven en laten we driedubbel gaan genieten van de ontmoeting met elkaar, die toch niet zo vanzelfsprekend is als we misschien altijd dachten. En als ik nog eens terugkom in die kleine gemeente, hoop ik mee te kunnen genieten van de verfrissende vormen van gemeente-zijn die ze vast hebben bedacht. Kerk-zijn in coronatijd is eigenlijk een soort spelen, spelen met kerk-zijn, kerkje spelen, maar dan in het echt.

maandag 6 april 2020

Rommel


Soms kom ik bij iemand op bezoek, maar vraag ik me bij binnenkomst vertwijfeld af of ze misschien de fotograaf van VTwonen had verwacht in plaats van mij. Nergens een krant, geen kopje op het aanrecht, niet eens een rondslingerende pen of stapeltje post. Meubels in perfecte harmonie met de kleuren van muur en vloer. Een plaatje om te zien. Prachtig! Maar hoe doen ze dat? Waar laten ze die spullen allemaal? En hoeveel tijd kost dat wel niet om het zo te houden? Eerlijk gezegd vind ik het niet altijd zo gezellig als het zo netjes is. Je ziet zo weinig van hoe mensen leven. Ik ben dus helemaal niet jaloers op zo’n interieur. Nou ja, een klein beetje dan, een volledig opgeruimd huis lijkt me soms best fijn.
Vroeger thuis hield ik mijn meisjeskamer altijd netjes. Zelfs mijn rommellaatjes zocht ik met enige regelmaat uit. Maar mensen veranderen en zo ook ik. Met het ouder worden ben ik heel wat rommeliger geworden en heb ik een aardige chaostolerantie ontwikkeld. Dat moest ook wel, want met vijf personen in één huisje is het nu eenmaal gauw een rommel en opruimen met kinderen is vaak net zoiets als tandenpoetsen terwijl je chocola aan het eten bent. Verder heeft mijn lijf maar weinig energie en het is jammer dat allemaal daaraan op te maken. Ach, een rommelig huis is ook een huis.
Rommeligheid heeft wel zo zijn grenzen, vind ík tenminste. Nu is het alleen zo dat mijn huisgenoten grotere puinhopen kunnen verdragen dan ik. Dat is wel eens lastig, zeker nu we in deze crisistijd veel met z’n allen thuis zijn. Het is hier ondertussen dan ook best een troep geworden. Iemand heeft splitpennen gebruikt en er een paar gesloopt, ze liggen nog bij de vissenkom. Een ander heeft jongleren geoefend, er ligt een bal op het aanrecht, onder de tafel en op de bank. De volgende opende een pak drop en gooide het flappertje naast de telefoon.
Ik bedacht me dat ik nu twee dingen doen kan doen: of ik probeer mijn chaostolerantie tijdelijk wat te vergroten, of ik ga ijverig mijn opruim- en opvoedkunsten oefenen. Ik ben er nog niet helemaal uit wat het meest wijs is, een combinatie van beide toch misschien. Wat ik wel weet is dat ik mijn opgeruimde humeur niet laat verpesten door wat extra rommel, want dan wordt het pas echt een chaos in huis.