Wat is het soms goed om een zetje te
krijgen, om min of meer gedwongen uit je comfortzone te stappen. Zo’n duwtje in
de goede richting kreeg ik toen de school van de kinderen 100 jaar bestond.
Tjonge, wat heb ik peentjes gezweet, maar ook begon er die dag een verlangen te
wortelen, een verlangen om vanuit dat duwtje verder te bewegen.
Die avond vertrekken we haastig naar
de jubileumviering. Ik zet mijn fiets op slot en kijk op mijn horloge. Perfect!
Niet te vroeg en niet te laat. Snel berg ik de fietssleutels van de hele
familie op in mijn tas en lopen we naar binnen. In de rijkelijk versierde zaal is
het al een drukte van belang. Overal zie
je giechelende kinderen, ouders die elkaar begroeten, en opa’s en oma’s die een
plekje zoeken op de harde, houten kerkbanken en naar hun kleinkinderen zwaaien.
Eerst lever ik de kinderen af bij hun eigen juffen. Thuis werkte ik net nog wat
warms naar binnen bij wiebelende woelratjes, nu schuiven ze als makke lammetjes
in hun rij. Hoe doet zo’n juf dat toch? Waarschijnlijk is ze een stuk minder
zenuwachtig dan ik op dit moment, dat scheelt. Verder kijk ik maar niet zo
uitgebreid rond. Ik wil liever niet weten hoeveel mensen er wel of niet zijn en
zeker niet wíe allemaal. Gauw strijk ik neer op mijn gereserveerde plekje op de
tweede rij. Trillerig maken mijn handen mijn tas nog even open. Ik heb mijn
papier toch echt wel bij me? ‘Gaat het lukken denk je?’ fluistert mijn
buurvrouw. Als lid van de ouderraad was haar taak de voorbereiding van dit feest,
nu kan ze even uitblazen voor ze weer moet opruimen, de mazzelaar. ‘Ik weet het
niet, ik ben pas als derde. Straks herhaal ik alleen wat de anderen allang
gezegd hebben en ga ik af als een gieter.’
Het half uur dat volgt lijkt oneindig
te duren. Het jubileumlied, een toespraakje van de directeur, foto’s uit de
oude doos, een minipreek van een echte dominee, oud-leerling van de school, nog
een liedje en dan toch eindelijk….. de speech van de voorzitter van het bestuur,
mijn praatje dus. Ik kan er nu echt niet meer onderuit. Met mijn aantekeningen
stevig in mijn handen klim ik het podium op. Ik kijk naar de 350 aanwezigen en
begin een beetje bibberend mijn betoog. Maar daar in de spotlights verlies ik mijn
grauwe sluier, de knoop in mijn maag is ineens spoorloos. Ik maak contact met
het publiek en met verbazingwekkend enthousiasme kan ik mijn woorden
overbrengen.
‘Wauw, ik wist wel dat je het kon!’
fluistert de buurvrouw wanneer ik weer ga zitten en met een rood hoofd het
overbodig gebleken papier terug in mijn tas frommel. Bij de koffie na de viering regent het zoveel
complimenten dat ik er verlegen van word, maar ook blij verrast. Uit mezelf zou
ik dit echt nooit bedacht hebben. Weken heb ik hier tegen opgezien. Dit was zo
gruwelijk spannend, maar ik heb het toch maar mooi gedaan. En blijkbaar kan ik dit.
Misschien moet ik dit maar vaker gaan doen!
Vaker. Die kans kreeg en krijg ik
steeds weer. Nog steeds zweet ik peentjes, maar dat kan niet op tegen dat diep gewortelde
verlangen om te spreken over Hem die alles in beweging zet. Duwtjes van Boven,
we herkennen ze vaak pas achteraf. Duwtjes van Boven, verstarren we of bewegen
we mee?
Mooi geschreven. En een beetje stress vooraf heb je nodig om alert te zijn en goed te kunnen spreken/functioneren op dat moment. Je laatste zin vind ik heel sterk. Die neem ik mee. Dat is een echt eye opener voor mezelf.
BeantwoordenVerwijderenWat een mooie ervaring Rodie. Voor spreken in het openbaar zou ik een flinke duw nodig hebben. Ik ken wel het zg knipoogje van Boven. Een mazzel of geluk met iets hebben waarbij je denkt: dit was niet toevallig.
BeantwoordenVerwijderen