In de vakantie
zijn we voor één weekje buren. Wanneer ik ’s ochtends in mijn pyjama voor het
raam sta, zie ik ze vertrekken voor een wandelingetje in het bos. Allebei
dragen ze een muts, allebei een warme sjaal, allebei dikke handschoenen. Ze
lopen niet meer helemaal rechtop, maar stappen toch nog stevig door. Ze
genieten van de zon, de buitenlucht en van elkaar. ’s Avonds bied ik ze met
liefde een lift aan naar een restaurant; zelf rijden doen ze niet erg graag.
Dicht naast elkaar op de achterbank keuvelen ze over wat ze zien buiten,
plaatsen waar bekenden woonden, plekken waar ze op vakantie zijn geweest. Ze
hebben zoveel herinneringen samen.
Twee keer
komen ze bij ons eten die week. Dankbaar schuiven ze aan en wat smullen ze! Ik
heb eenvoudig gekookt, maar ze prijzen me de hemel in voor de heerlijke
maaltijd. Hij maakt een paar foto’s van ons, maar ook van haar, want hij kijkt
nog altijd graag naar haar. Samen vertellen ze over vroeger, aan ons, maar ook
nog eens aan elkaar. Voor de hoeveelste keer in al die jaren? Ze zijn ruim
tachtig, zestig jaar een stel en zo blij met elkaar.
Wat ben ik
dankbaar dat ik deze week hun buurvrouw mag zijn, dat ik ze ken en me welkom voel.
Deze bijzondere, lieve mensen zijn mijn schoonouders. En als ik naar ze kijk,
kan ik iets ontdekken van het geheim tussen Christus en de gemeente: ze zijn onlosmakelijk
verbonden, ja echt verknocht aan elkaar.
Daarom zal een man zijn vader en
moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn.
Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en Zijn
gemeente. Efeziërs 5:31,32
Wat een lief verhaaltje over mijn ouders.
BeantwoordenVerwijderenWat een heerlijke mensen
BeantwoordenVerwijderenKostbaar! Liefdevol beschreven.
BeantwoordenVerwijderen